De Nee-meneren

FloefWoef en de Nee-Meneren

Floefwoef heeft een goeie dag vandaag. Hij gaat naar de kapper. Eindelijk dat haar weg voor mijn ogen, denkt hij tevreden.

Door een spleetje in zijn vacht zoekt Floefwoef naar zijn riem. Dat is nog lastig zeg, zoeken terwijl je bijna niks ziet…  maar dan, ja hoor, zijn riem. Hij doet hem om en bindt zijn haar erachter. Zo, dat is beter.

Hij maakt de deur open en stapt zijn fijne straat in. Hier kent hij iedereen.

Op nummer 17 woont zijn oude buurvrouw. Zij maakt wel eens bottensoep voor hem. Op nummer 15 woont de schilder. Hij beschildert alles wat wel wat kleur kan gebruiken. Op nummer 16…

,,Oeps!” Floefwoef was bijna met zijn poot in een drol gestapt! Zijn haar schiet onder zijn band vandaan. Pffiew, denkt Floefwoef. Een mooie drol, daar moet je niet in gaan staan. Hij ruikt er eens goed aan. Hééérlijk.

Hij loopt verder. Aan het eind van de straat wonen de Nee-meneren. Ze staan buiten aan het tuinhek te trekken. Floefwoef kan ze net niet zien, maar hij hoort ze al chagrijnig tegen elkaar knorren.

Floefwoef gaat erop af. ,,Wat is er aan de hand?”, vraagt Floefwoef. ,,Nee’’, zegt de één. Floefwoef vindt dat een raar antwoord op zijn vraag. Hij kijkt naar de ander.

,,NEEEEEEE!  De poort gaat niet meer naar buiten open! We zitten al een uur opgesloten in de tuin. We kunnen NIKS meer”, zegt de ander. ,,Nee, nee, nee, nee, nee”, roept de één. Wanhopig kijken ze naar Floefwoef.

Zijn staart zwiept blij heen en neer. Honden weten namelijk veel van poorten! Hun goede neuzen ruiken daar dwars doorheen. ,,Zal ik eens kijken?” vraagt Floefwoef.

,,Nee!”, snauwen de meneren in koor. ,,Je kunt er toch niks aan doen. Dit komt nooit meer goed. Ik denk dat we hier maar zullen sterven van de honger.”

,,Kunnen jullie niet door de heg?” vraagt Floefwoef. De meneren kijken even naar de heg en roepen: ,,Nee, nee, nee, nee, nee!”

,,Zullen we een trap over het hek heen bouwen?”, vraagt Floefwoef. ,,Nee, nee nee, nee, nee!”, roepen de meneren in koor. ,,Wij hebben hoogtevrees.”

,,En uuhhh…” Terwijl Floefwoef nog een oplossing probeert te bedenken, staan de meneren al hoofdschuddend naar hem te kijken. Floefwoef begrijpt dat de meneren op alles ‘nee’ zullen zeggen. Hij kan hier niks meer doen. Dus zegt hij beleefd gedag, zoals honden dat doen: hij trekt zijn achterpoot op en doet een plas tegen het hek.

Opeens komt het hek al krakend in beweging. ,,Kijk!” roept Floefwoef. ,,Het hek gaat gewoon open, jullie zijn gered!”

,,Nee, nee, nee, nee, nee”, zeggen de meneren wanhopig. ,,Het hek gaat de verkeerde kant op! Die kant is voor naar binnen. Als je naar buiten wil, moet het hek de andere kant op. Zo zijn we het gewend. We zijn verloren!”

Floefwoef zucht door zijn haren heen en denkt er even heel diep over na. ,,Ik weet het’’, zegt hij. ,,Als jullie het nou eens achterstevoren doen?”

De meneren kijken elkaar aan en schudden nee met hun hoofd. Maar dan lopen ze toch protesterend naar de deur van hun huis, waar ze voor blijven staan alsof ze net door het hek naar binnen zijn gekomen.

,,Goed zo”, zegt Floefwoef. ,,En nu achteruit lopen.” Dat blijken de meneren goed te kunnen! Met grote stappen lopen ze achteruit richting Floefwoef die alvast het hek naar binnen heeft opengezet. En hoep! Zo naar buiten.

,,Zo”, zegt Floefwoef. ,,Jullie zijn bevrijd!” ,,Nee”, zeggen de meneren verheugd! ,,We zijn gered!” ,,Nee”, zegt Floefwoef maar beleefd. ,,Nee”, zeggen de meneren dankbaar. Floefwoef wuift met zijn poot en loopt naar de kapper.